Het conflict ontstond toen Platinium Group de Dutch Grand Prix beschuldigde van het niet nakomen van afspraken. Volgens Platinium Group hadden zij exclusieve rechten op de verkoop van tickets aan buitenlandse fans. Echter, ook andere aanbieders verkochten kaartjes, wat volgens Platinium Group in strijd was met hun exclusieve rechten. Hierdoor weigerde Platinium Group het laatste deel van het verschuldigde bedrag te betalen.

Vorige maand liet Platinium Group weten de bestaande overeenkomst te willen ontbinden wegens vermeende tekortkomingen van de Dutch Grand Prix. Zij stelden dat de organisatie zich niet aan de gemaakte afspraken had gehouden, wat volgens hen voldoende reden was om de overeenkomst te beëindigen.

De rechter vond de verwijten van Platinium Group echter niet gerechtvaardigd. In de uitspraak werd bepaald dat de ontbinding van de overeenkomst niet gerechtvaardigd was en dat Platinium Group het resterende bedrag van 3 miljoen euro aan de Dutch Grand Prix moet betalen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de Dutch Grand Prix voldoende concreet had gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de betaling, vanwege haar eigen betalingsverplichtingen ten opzichte van leveranciers.

Hoewel de rechter Platinium Group veroordeelde tot betaling van het resterende bedrag, zag hij geen aanleiding om Platinium Group te verplichten de overeenkomst voor het seizoen 2025 na te komen op straffe van een dwangsom. Dit betekent dat de verplichtingen van Platinium Group voor toekomstige seizoenen nog openstaan voor verdere onderhandelingen of juridische stappen.

Robert van Overdijk, directeur van de Dutch Grand Prix, reageerde verheugd op de uitspraak. "De rechter heeft met dit vonnis bevestigd dat wij de afspraken die we maken met partijen ook nakomen," aldus Van Overdijk. Hij benadrukte dat de organisatie op alle vlakken in het gelijk is gesteld, wat een belangrijke bevestiging is van hun integriteit en betrouwbaarheid.