Hoe betrouwbaar is de buitentemperatuurweergave van je auto eigenlijk?
Hoewel bijna elke auto een display heeft dat de buitentemperatuur aangeeft, gebruiken moderne voertuigen eigenlijk geen thermometers. In plaats daarvan zijn ze uitgerust met thermistors. Waar thermometers kwik gebruiken om temperatuur te meten, meten thermistors temperatuur op basis van veranderingen in elektrische stromen.
Traditionele thermometers meten temperatuur door het uitzetten en krimpen van kwik. Bij stijgende temperatuur zet het kwik uit en stijgt het in de buis. Bij dalende temperatuur krimpt het kwik en zakt het in de buis. Thermistors daarentegen detecteren temperatuurveranderingen door de verandering in elektrische weerstand die optreedt door toegevoegde of verwijderde warmte.
Thermistors zijn nauwkeurig en goedkoop te produceren, maar hun plaatsing in auto's kan problemen veroorzaken. Ze worden meestal aan de voorkant van de auto geplaatst, binnen of achter de grille. Hierdoor meten ze vaak de temperatuur van de warmte die door het wegdek wordt uitgestraald. Wegdekken absorberen veel warmte en zonnestraling, wat leidt tot hogere temperaturen vlak boven het wegdek.
Doordat het vlak boven de grond altijd warmer is dan op de hoogte waarop mensen leven, kan de temperatuur die je auto aangeeft op zonnige dagen tot wel 5 graden hoger liggen dan de werkelijke buitentemperatuur. Als de zon niet schijnt, is de temperatuurweergave van de auto doorgaans nauwkeuriger.
In de winter kan het omgekeerde gebeuren: de auto kan een lagere temperatuur aangeven dan de daadwerkelijke buitentemperatuur. Dit kan nuttig zijn omdat het de kans vermindert dat je verrast wordt door plotseling opvriezend wegdek. Veel auto's geven daarom een waarschuwingssignaal wanneer de temperatuur onder een bepaalde waarde zakt, vaak rond de 3 graden Celsius.