Diesel raakt uit de gratie: zakelijke kilometers nu vooral elektrisch
Elektrische auto’s hebben in 2023 voor het eerst meer zakelijke kilometers afgelegd dan dieselvoertuigen. Dit markeert een kantelpunt in de zakelijke markt, waar elektrisch rijden snel terrein wint.
Het beeld van zakelijke rijders die met een dieselauto naar hun afspraken tuffen, lijkt voorgoed verleden tijd. Steeds vaker kiezen werkgevers en leaserijders in Nederland voor elektrische voertuigen, blijkt uit recente gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Voor een groot deel van de zakelijke rijders is de overstap naar een elektrische auto al gemaakt, mede door verplichtingen vanuit werkgevers en de groeiende beschikbaarheid van EV’s op de markt.
Zakelijke rijders in Nederland legden in 2023 gemiddeld 20.500 kilometer af, en inmiddels wordt een kwart van die kilometers elektrisch gereden. De opkomst van elektrische voertuigen heeft dieselauto’s ingehaald, die nu slechts 14 procent van de zakelijke kilometers voor hun rekening nemen. Vijf jaar geleden was dit nog flink anders; sindsdien is het aantal elektrische kilometers binnen de zakelijke markt met een factor tien toegenomen, terwijl diesel steeds minder voorkomt.
Ondanks deze opmars blijft benzine nog altijd de populairste brandstof, zowel bij zakelijke als particuliere rijders. Meer dan de helft van de zakelijke kilometers werd in 2023 nog steeds met een benzineauto afgelegd. Deze brandstofsoort heeft zelfs een groei doorgemaakt, met 50 procent meer zakelijke kilometers in vergelijking met vijf jaar geleden.
Ook onder particuliere rijders is benzine dominant. In totaal reden zij in 2023 zo’n 94,1 miljard kilometer, waarvan 78,9 procent met een benzineauto. Diesel verloor ook hier terrein, met slechts 14 procent van de totale afstand, een daling ten opzichte van eerdere jaren. Desondanks nam het totaal aantal gereden kilometers in Nederland toe, en legden Nederlandse personenauto’s samen maar liefst 119,6 miljard kilometer af. Dit is een stijging van 4,3 procent ten opzichte van 2022, maar nog altijd iets lager dan het niveau van 2019, het jaar voor de coronapandemie.